Wanneer mijn voeten in het Bonnefantenmuseum de 56 treden tellende trap oplopen naar de expositie ‘the absence of Mark Manders’, dwalen mijn gedachten af naar zes jaar geleden. Ik volgde toen dezelfde route die mij leidde naar het werk waar ik toen zo door geraakt werd.
Ik herinner me de confrontatie met Manders’ bekendste, tussen verticale houten en soms licht gekleurde latten geklemde gezichten. Ogenschijnlijk van klei, maar in werkelijkheid van taai brons. Ik zag in een van die gezichten ‘haar’. En dat was ik. Klemzittend in mijn toenmalige baan, behoorlijk zelfs. Ik kon niet stoppen met kijken en projecteerde mijn gemoedstoestand en al mijn vraagtekens op de kunstwerken. In plaats van herkenning besefte ik dat ik – mens van vlees en bloed – wel in de gelukkige staat ben om mijn vorm te bepalen. Mijn weg loopt niet dood, hooguit stopt het asfalt. De aarde is rond, dan maar op een andere manier verder. Immers… ik wilde niet ‘verstenen’.
Murw
Ik wilde ook niet blijven wie ik was. Ik wilde verder, ontwikkelen. Groeien. Zes jaar geleden. Op dat moment wist ik dat het tijd was voor een grotere en mogelijk zelfs andere behuizing, want de schulp waarin ik zolang ‘opgesloten’, was geweest, was te klein. Ik moest eruit kruipen. Hoe? Dat was aan mij. Ik kon niet naar een ander wijzen. Ik moest aan het werk. Het werd tijd om mijn dromen om te zetten in daden. Hoe deden anderen dat? Ik vroeg ze naar hun dromen. Aandachtig luisterde ik naar de verhalen en vroeg door. Naar de essentie. Het vertrouwen dat ‘dromen mag!’ kwam niet alleen bij hen, maar ook bij mij aarzelend terug. Want hebben we tenslotte niet allemaal dromen? Dromen die we eigenlijk een beetje hebben weggestopt? Omdat we het kind in ons zijn kwijtgeraakt? Murw zijn geslagen? Niet meer weten hoe je moet dromen of dat het überhaupt kan? Mág! Gaandeweg de interviews liet ook mijn vastgezette keurslijf steeds meer los.
Ik wrikte me los uit het hout, waardoor mijn hoofd en hart groeiden en mijn ledematen de ruimte kregen om in vrijheid te bewegen. Om te ontdekken. Uit te proberen. Er ontstond ruimte voor de uitvoering van dromen waar ik sinds jaren weer aan toe durfde te geven. Zonder murw te worden geslagen door mensen die hun duim op mij hielden, mijn hoofd boven het maaiveld afkapten en dachten de waarheid in pacht te hebben. Nieuwe ideeën en contacten ontstonden en zelfs interessante opdrachten die mij op het lijf geschreven zijn.
Maand van Dromen
Een paar weken geleden werd ik bijvoorbeeld door bibliotheek Kampen gevraagd of ik de Maand van Dromen wil organiseren. Deze maand, aansluitend op de landelijke (en Belgische) Maand van de Filosofie, heeft het thema ‘Het uur van de waarheid’ en wordt gevuld met diverse activiteiten waar iedereen aan mee kan doen. De activiteiten bieden handvatten om jong en oud met verschillende achtergronden en afkomst te laten nadenken en het gesprek over ‘dromen’ te voeren. Dit levert een schat aan verhalen op. Welke plannen maakten de ouderen vroeger? En hoe en waarover nog steeds? Hoe kijkt een veertiger vooruit? Of blikt hij terug? Welke dromen hebben tieners? Of juist niet? De essentie is om te laten zien en voelen wat je moet doen om je dromen te verwezenlijken of misschien ook wel: wat heb je ervoor moeten laten? Hoe voelt het om buiten je comfortzone te treden? Durf jij te denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen. Dat weer essentieel is om eigen initiatief te vergroten. Want… in hoeverre ben ‘jij’ nu eigenlijk regisseur van je eigen leven? Van je eigen dromen? Wat was hét moment van de waarheid waarop je besloot of gedwongen werd nieuwe wegen in te slaan?
In wording…
Wanneer ik die dag opnieuw langs de werken van Mark Manders loop, confronteren de klemgezette gezichten niet meer, ze roepen louter herinneringen op. Toch komt het werk ‘Working Table’ wél bij me binnen. De mensfiguren die hierop staan, lijken te zijn gemaakt van gebarsten, opgedroogde klei. In werkelijkheid zijn ze van brons. De werken zien eruit alsof ze nog in wording zijn. Ze zijn nog niet voltooid. Het doet er niet toe. Ze moeten verder groeien. Alles kan nog veranderen. En misschien verdwijnen ze en gaan ze op in iets anders.
… nog lang niet af
Dit werk is een metafoor voor het moment waar ik nu sta: losgewrikt uit de beklemming en gegroeid. ‘Work in progress’ noem ik het, nog (lang) niet af en her en der nog een splinter (obstakel) die het zicht op de toekomst ontneemt. En dat mag. Want hoewel ik de afgelopen jaren voor en bij mezelf wegliep, al sloeg ik (zij)wegen in die later omwegen bleken te zijn, het waren wegen die – al dan niet bewust gekozen – afgelegd moesten worden om terecht te komen op het punt waar ik nu sta.
Ik laat me niet opnieuw vangen. Ik geef gevolg aan mijn dromen en wil blijven groeien om te kunnen worden en zijn wie ik ben. En dat dat hard werken is… dat weet ik.